Mijn eerste dagen in Gambia
Ik had er lang naartoe geleefd en op 10 februari begon dan
eindelijk mijn reis naar Gambia. Deze reis werd georganiseerd door GrootsReizen,
een reisorganisatie voor mensen met een visuele beperking. We waren met een
leuke groep mensen die allemaal zin hadden in het avontuur.
Bij aankomst op het vliegveld in Banjul, Gambia bleek dat de
controle wel wat strenger was dan wanneer je binnen Europa reist. We moesten
door een douane, waarbij ze een foto van ons maakten, onze vingerafdrukken
wilden hebben en ons beroep wilden weten. Gelukkig duurde dit allemaal niet
heel lang en werden we vrij snel met een bus naar ons resort gebracht. Tijdens
de busrit kregen we een eerste indruk van het land. Overal staan veel niet
afgebouwde en slecht onderhouden huizen en langs de weg zie je ook mensen die
om geld bedelen. Je ziet dus echt dat er wel armoede heerst in Gambia. Het
verkeer was ook vrij chaotisch en veel auto’s waren oud.
Ons resort was een mooi park met veel zwembaden, dat er een
beetje uitzag als een dorp met allemaal kleine huisjes. Het lag vlakbij het
strand en we konden vanuit ons huisje de zee horen. Bij ons huisje werden we
opgewacht door 2 katten, die over het park rond liepen.
Na een eerste duik in het zwembad en de zee die middag, maakten we kennis met onze gids voor de komende week, Ablie. Hij vertelde veel over de excursies die op het programma stonden, maar hij vertelde ook al veel over het land en de mensen in Gambia. In Gambia leven 8 stammen die in harmonie met elkaar omgaan. Elke stam heeft zijn eigen lokale taal en een beroep waar het bekend om staat. De Mandinka, waar onze gids bij hoort, staat bijvoorbeeld bekend om het verbouwen van groenten en fruit en om de muzikaliteit en de instrumenten die ze maken. Het grootste deel van de bevolking van Gambia is moslim, maar een klein deel is christelijk en ook deze groepen leven in vrede met elkaar samen.
Na een korte rondleiding door de omgeving was het tijd om
lekker uit eten te gaan. Gambiaans eten bestaat vaak uit rijst met daarbij
vlees of vis. Ik had een traditioneel gerecht genaamd domoda, dat bestond uit
rijst, vis en een soort pindasaus. Je kunt dit gerecht ook met kip of rundvlees
eten in plaats van vis. Ik heb ook een lokaal drankje geprobeerd, baobab juice.
De smaak heeft wel wat weg van yogi-drink met een honingsmaak erdoor. Het is
erg lekker en verfrissend.
Na deze veel te lange dag, die al om 3 uur 's nachts begon
vanwege de vluchttijden, waren we de volgende dag wel even toe aan een dagje
strand. Gambia heeft erg mooie stranden en je kunt er lekker in de zee zwemmen.
Op het strand liepen wel heel veel verkopers rond, die bijvoorbeeld massages,
fruit en sapjes aanboden. Je
wordt in Gambia sowieso door iedereen aangesproken: "hey, how are you
doing, have a nice day." Mensen hebben natuurlijk weinig geld en
weten dat als ze aardig zijn tegen toeristen, ze misschien wel wat kunnen
verkopen. Het land leeft van het toerisme en men weet dat als je toeristen
slecht behandeld, je ook het imago van het land beschadigd. We raakten in
gesprek met een man die armbandjes maakten en verkocht en hij beloofde om er
voor ons ook één te maken. Ook was er een man met paarden, waarop je een ritje
over het strand kon maken. Ik heb de paarden even geaaid, maar uiteindelijk
geen ritje gemaakt.
Die avond gingen we eten bij een restaurantje waar ze live
muziek speelden met lokale instrumenten. Er speelden een stuk of zes mensen op
trommels, er speelde iemand op een soort marimba en er werd op een kora
gespeeld, dat is een soort harp gemaakt van een halve kalebas, waarover
koeienhuid en snaren zijn gespannen. We mochten de instrumenten voelen en er
werd gedanst.
Reacties
Een reactie posten